Sluiting van de horeca niet geschorstBij arrest nr. 248.918 van 13 november 2020 heeft de Raad van State de vordering tot schorsing afgewezen die onder aanvoering van uiterst dringende noodzakelijkheid ingesteld was tegen het ministerieel besluit van 1 november 2020 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, en meer in het bijzonder tegen de maatregel tot sluiting van de horeca.
Het eerste middel, dat ontleend was aan de onbevoegdheid van de steller van de handeling, is niet ernstig bevonden om de redenen die reeds vermeld zijn in arrest nr. 248.818 van 30 oktober 2020 van de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak. Het tweede middel, waarin onder meer betoogd werd dat de gezondheidsmaatregelen strijdig waren met het recht op leven en het recht op bescherming tegen vernederende behandelingen, is niet-ontvankelijk bevonden, aangezien de verzoekende partij een vennootschap is, zodat zij zich niet op dergelijke grondrechten kan beroepen. Het derde middel, ten slotte, steunde op de omstandigheid dat de afdeling Wetgeving van de Raad van State niet om advies verzocht was over het ontwerp dat tot het besluit van 1 november 2020 geleid heeft. Ook dat middel is door de Raad van State niet ernstig bevonden, aangezien de Minister van Binnenlandse Zaken de bijzondere redenen opgegeven heeft waarom het voor haar onmogelijk was eerst nog dat advies aan te vragen gelet op de uiterst zorgwekkende evolutie van de pandemie en de omstandigheid dat nagenoeg alle bedden op de diensten voor intensieve zorg van de ziekenhuizen van ons land ingenomen waren. (17/11/2020) |